Stemmen uit het verleden deel 7

Stemmen uit het verleden deel 7
Oegstgeester bloembollenbedrijf wordt Leidse matrassenfabriek

door Gerard J.Telkamp (lees ook het verhaal in “Over Oegstgeest mei 2015” )

Fotos - EDEK-Merelstraat-1a-IMG_4921.jpg

Foto: Niek van den Bavelaar

Half januari 2012 begon de sloop van een van de fascinerende objecten van Leids industrieel erfgoed. Nou ja, Leids, zoals met talloze gebouwen buiten de Leidse singels die ouder zijn dan een halve eeuw het geval is, gaat het ook hier om een oorspronkelijk op territorium van een van de Leidse buurgemeenten neergezet bouwsel. In dit geval Oegstgeest, de gemeente die als geen ander geleden heeft onder de Leidse annexatiedrift. En het net verdwenen object dat we in dit artikeltje belichten, betreft een villa met aangebouwde bedrijfsruimte in de uiterste, noordelijke marge van de Mors: laag hooiland is de betekenis van deze veldnaam. Het bewuste perceel lag aan de rand van de voormalige Pesthuispolder, het huidig adres is Merelstraat 1A en het bevindt zich in het gebied dat in 1920 werd geannexeerd en thans de Vogelwijk heet. Ten minste zes economische bestemmingen kende het pand in de 105 jaar van zijn bestaan.

In 1907 verstrekte de gemeente Oegstgeest een hypothecaire lening aan de weduwe Margaretha Juffermans-Grimbergen, die haar tiende en jongste kind Alida Margaretha de eerste steen liet leggen van een klein rood villaatje achter de rooilijn van de Rijnsburgerweg. Deze eerste Steen is bij de sloop in 2012 gespaard en thans in bezit bij de Familie Kemperman. De architect kon niet worden achterhaald, maar materiaal en stijl doen sterk denken aan de door architect Jesse gebouwde villa Pomona, even verderop.

Fotos - EDEK-Merelstraat-1a-IMG_6665.jpg

Foto: Niek van den Bavelaar

 

Margaretha’s in 1896 gestorven echtgenoot wordt nog gewoon aangeduid als bouwman ofwel boer, maar Margaretha heet in 1900 in het bevolkingsregister van Oegstgeest al bloembollenkweekster. In de tweede helft van de 19e eeuw werd tuin, akker- of weideland in de gehele kuststrook achter de duinen tussen Haarlem en Leiden in rap tempo omgezet in land voor de lucratieve bloembollencultuur. Zo ook in toenmalig Oegstgeest. Kort na de bouw van het woonhuis, dat het thans verdwenen adres Rijnsburgerweg 232 krijgt, moet de bloembollenschuur haaks op de woning zijn aangebouwd. De bollengrond werd verworven van de meesterbakker Willem A. Bronswijk te Wassenaar, die het areaal in 1896 had gekocht ter veiling van de boedel van de in het Nederlands-Indische Buitenzorg vertoevende Leonard Adriaan Charles Gevers, laatste eigenaar van Endegeest en onderhorigheden.

Margaretha Juffermans-Grimbergen verkocht haar huis en land eind 1918 aan de N.V. Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende Goederen (LEMOG). De bekende architect Leo van der Laan was een van de drie leden van de Raad van Toezicht van deze beleggingsmaatschappij. In het koopcontract werd al rekening gehouden met het stratenplan van de na de annexatie van 1920 te bouwen Vogelwijk. Huurder wordt nu een aantal jaren de Leidse firma Leman & Zonen, die handelt in boter, kaas, vetten en margarine.

 

In de tweede helft van de jaren 1920 is in het woon-bedrijfscomplexje een meubelfabriek gevestigd van meubelmaker W. Schouten. Klanten en sollicitanten dienden uit te stappen bij tramhalte Tuinlust, genoemd naar de aangrenzende villa aan de Rijnsburgerweg. Er werden onder meer linnenkasten en dressoirs gemaakt en verkocht.

In 1936 verkoopt de N.V. LEMOG het woonhuis met werkplaats aan Otto de Vaal, sigarenfabrikant te Rotterdam, die in 1937 een sigarenfabriek installeert in bollenschuur-meubelatelier, maar zijn net verworven bezit dat zelfde jaar alweer doorverkoopt aan de buurman, ingenieur Aleidus Gerard Bosman, grootindustrieel van de Leiderdorpse touw- en de Delftse kabelfabrieken, lid van de Leidse gemeenteraad en bewoner van het buitenhuis Nieuweroord.

Bosman vond snel een huurder. Het werd Herman Petrus Antonius Kemperman. Deze was bij de aan de Middelstegracht in Leiden gevestigde conservenfabriek Tieleman en Dros opgeklommen tot vertegenwoordiger en marketingman. Hij ontplooide zich ook als etaleur en uitvinder. In volle crisistijd begon Herman na zijn afscheid bij het conservenbedrijf zijn eigen onderneming, aangeduid als Fabriek van Reclame-objecten. In de Tweede Wereldoorlog breidde Kemperman het assortiment uit naar speelgoed en huishoudelijke artikelen, zodat de zagerij voldoende te doen had. Er werd een huis gekocht aan de Oegstgeester De Kempenaerstraat om het groeiende gezin te herbergen (nummer zeven was op komst) en ruimte vrij te maken voor het bedrijf. In maart 1941 koopt Kemperman het bedrijfscomplex van buurman Bosman. In juni sterft hij onverwacht. Zijn weduwe Dorothea Kemperman-Reichert verhuisde naar Oegstgeest (het villagedeelte zou nooit meer permanent bewoond worden) en zette de zaak om in de N.V. voorheen H.P.A. Kemperman. Onder die naam heeft het bedrijf tot in de jaren 1980 zelfstandig voortbestaan. Na de oorlog legt het bedrijf zich weer volledig toe op kernactiviteiten als verlichtingsfabriek: ontwerp en vervaardiging van reclameborden, lichtreclame, diorama’s en bewegwijzering. Mevrouw Kemperman trekt zich in 1948 terug uit de zaak. In 1952 verplaatst directeur Antonie Eldert Kauffeld de onderneming naar Amsterdam, waar zij tot nog veel grotere bloei zal komen.

 

In 1952 vestigt zich de Matrassenfabriek EDEK in het pand, genoemd naar de stichter Elias de Klerk (1923-1971), die uit de Leidse buurt Oude Morsch was overgekomen met zijn bedrijfje en zelf verderop in de Lijsterstraat ging wonen. Het bedrijf heeft er nog een blauwe maandag GDK geheten, omdat naast Elias aanvankelijk nog twee andere broers meededen. Elias fabriceerde in de jaren 1950 en 1960 bepaald niet alleen matrassen, maar ook allerlei meubels die hij verkocht aan grootwinkel-bedrijven. Ook werkte hij voor collega-stoffeerders. Elias kocht het pand van de weduwe Kemperman in 1960. Elias’ zoon Hendrik (Henk) nam de leiding van het bedrijf eind jaren 1960 over. Hij richtte zich met de stoffeerderij nu uitsluitend op particulieren en dreef een aantal jaren zelfs een meubeltoonzaal op de eerste verdieping.

 

Fotos - EDEK-Merelstraat-1a-IMG_6189.jpgFoto: Niek Bavelaar: Henk de Klerk, zijn dochter Sandra, zijn vrouw Joke en (groot)moeder Marie de Klerk-Stouten

Door de jaren heen heeft een groot deel van de Oegstgeester en natuurlijk Vogelwijkse en Raadsherenbuurtse bevolking bij EDEK zijn meubels besteld of laten bekleden. Tot begin 2009 ging Henk met zijn vrouw Joke door met een laatste loonopdracht. Toen er geen opvolger in eigen kring beschikbaar bleek, verkochten zij enkele jaren geleden het pand aan een projectontwikkelaar, die na een lange procedure een sloopvergunning kreeg om er een rijtje van drie nieuwbouwherenhuizen neer te zetten. Ook door de slappe markt voor nieuwbouwwoningen werden de nog te bouwen huizen niet één-twee-drie verkocht. Nog even vestigde een jong familielid, Ron van Klaveren, geheel in familietraditie zich met een eigen stoffeerderij tijdelijk in de oude werkplaats, tot hij zich in Sassenheim bedrijfsruimte verwierf. Ten slotte stonden alle seinen op groen voor de sloop. Exit een belangwekkend pand met een lange en geschakeerde bedrijfshistorie.

 

Fotos - Edek-Wim-en-Marijke2_2011-2.jpgFoto: Wim van de Velde en Marijke van Rijn

 

Bronnen

Dit artikel is gebaseerd op drie langere bijdragen aan Stielz, het kwartaalblad van de Stichting Industrieel Erfgoed Leiden (STIEL):

– Van bollenbedrijf tot matrassenfabriek (deel 1). Verdwijnend industrieel verleden in de Leidse Vogelwijk. Jrg. 20-2 (juni 2009), blz. 13-16;

– Van bollenbedrijf tot matrassenfabriek (deel 2). Merelstraat 1 A: domein van reclameman Kemperman. Jrg. 20-3 (september 2009), blz. 13-17; en

– Van bollenbedrijf tot matrassenfabriek (deel 3 en slot). Einde aan EDEK: stoffeerderij in Leidse Vogelwijk nu stof voor bedrijfsgeschiedenis. Met: Ontbrekende schakel: Leman & Zonen in boter, kaas en … Jrg. 20-4 (december) 2009, blz. 9-13.

* De bovenstaande samenvatting van deze artikelen is eerder opgenomen in een groter ongepubliceerd opstel als bijdrage aan de folia amicitiae voor Marise Spieksma-Boezeman: “Bedrijfshistorie in een buitengewest van oud-Oegstgeest. Geschiedschrijving voor het te laat is” (2009). Dit opstel wordt in delen gepubliceerd in het halfjaarlijks tijdschrift Over Oegstgeest, een uitgave van de Vereniging Oud Oegstgeest. Deze bijdrage aan is tot stand gekomen met toestemming van de redactie van Over Oegstgeest.

 

Foto’s zijn afkomstig van de heer Niek Bavelaar, zie ook https://www.niekbavelaar.nl, en Wim van de Velde en Marijke van Rijn, Merelstraat 2