Stemmen uit het verleden deel 4
Lijsterstraat 36: een literair monument in de Vogelwijk
Door Eep Francken
Wie kent de hospita van M. Vasalis?
Eind 2010 verscheen het onvolprezen boekje De Vogelwijk, geschiedenis van een Leidse buurt. Hoofdredacteur was Hans Dirken. We lezen daar over de beroemdste inwoner van onze wijk, de Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen. Begin 2011 kwam echter aan het licht dat ook de legendarische dichteres M. Vasalis jarenlang ‘Vogelwijkse’ is geweest.
Vasalis, de dichteres
‘M. Vasalis’ is de schuilnaam van de uit Den Haag afkomstige, maar later in Amsterdam en Groningen werkende, (kinder)psychiater M. Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998). Behalve aan haar mooie gedichten dankt zij haar faam aan haar terughouding tegenover de publiciteitsmedia, de wereld van de literatuur en haar dichterschap. Zij publiceerde maar drie bundels: Parken en woestijnen (1940), De vogel Phoenix (1947) en Vergezichten en gezichten (1954). Alle drie werden tientallen keren herdrukt. Haar werk werd bekroond met de belangrijkste Nederlandse literatuurprijs, de P.C. Hooftprijs. Van 1954 tot 1998 keken de poëzielezers uit naar nieuwe gedichten van Vasalis. Zij schreef ze volop, maar vond wat zij schreef nooit goed genoeg voor een bundel. Hooguit stond zij een nieuw gedicht af bij een bijzondere gelegenheid, zoals de 80e verjaardag van Gerard Reve. Zo’n gedicht werd door haar lezers gekopieerd en doorgegeven. Vasalis kreeg door de jaren heen de trekken van een geheimzinnige, onbereikbare figuur in het hoge noorden van wie weinig foto’s bekend waren en die nooit te zien was op de televisie. Een grote bekendheid zou, zo meende zij, haar werk als psychiater in de weg staan. De vierde bundel kwam pas na haar dood en was door anderen samengesteld uit haar nalatenschap.
Vasalis, de studente in de Vogelwijk
Margaretha Leenmans, die altijd ‘Kiek’ genoemd werd, studeerde medicijnen in Leiden en woonde van 1927 tot 1934 aan de Lijsterstraat 36. Uitgerekend het huis van de hoofdredacteur van het Vogelwijk-boek! Dit is te vinden in het pas verschenen M. Vasalis, een biografie van de hand van de Maastrichtse hoogleraar Maaike Meijer.
Als student huurde Kiek samen met haar zus een kamer bij een weduwe met drie kinderen. Er werden op Lijsterstraat 36 maar liefst vier kamers verhuurd; de weduwe met gezin woonde waarschijnlijk op de begane grond, de huurders op de eerste en tweede verdieping. Op een foto zie je de zussen voor een raam zitten. Daarom is het duidelijk om welke kamer het ging: een mooie, lichte kamer op de eerste verdieping met zowel een raam aan de kant van de Leeuwerikstraat als aan de achterkant.
De foto laat het uitzicht aan de voorkant zien, op de Anna-kliniek. Hans Dirken was zo vriendelijk om mij in zijn huis te ontvangen. Ik mocht ook een foto van het bewuste raam maken: de tegenwoordige situatie en het tegenwoordige uitzicht. In plaats van de Anna-kliniek zien we het Vogelplantsoen.
Begin van de 20e eeuw was het een bijzondere positie voor meisjes om te studeren. Meisjesstudenten werden in Leiden bijna altijd lid van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten in Leiden, de VVSL. Kiek leerde daar prinses Juliana kennen, die geen echte vriendin van haar werd, maar met wie ze wel een zeker contact behield. Kiek deed in de VVSL volop mee aan allerlei studentikoze activiteiten, maar haar studie was hoofdzaak. Aanvankelijk deed Kiek volkenkunde als tweede studie, maar na een paar jaar moest ze kiezen. Het werd medicijnen, een opleiding die voor de student een bijzondere emotionele belasting betekent, omdat deze immers wordt geconfronteerd met veel menselijk leed en daarmee moet leren omgaan. Een eerste practicum op de snijzaal is voor de meeste studenten een schok. Toen Kiek 22 jaar was, beschreef ze in haar dagboek wat er door haar heen ging bij een sectie op een baby. In haar studententijd schreef ze al veel. Behalve gedichten zijn er ook verhalen bewaard, waarvan er een paar duidelijk in Leiden spelen, niet alleen rond de universiteit maar ook in de hardere werkelijkheid van Leiden-Noord.
Lijsterstraat 36 was in 1927 een splinternieuw huis: de metselaar heeft naast de deur de datum 27 feb 1927 in de steen gekrast. De Vogelwijk was nog niet afgebouwd. Kiek woonde in de stad, vlakbij het ziekenhuis, maar tegelijk landelijk, zoals in het volgende dagboekfragment uit 1932 naar voren komt:
Het is nu avond geworden. Ik schrijf door de schaduw van mijn hand heen, het licht komt van de lantaarn voor het raam. De bovenste rij ramen van de Annakliniek zijn nog verlicht. Er is een gave maan, azaleageel, de lucht boven de kliniek is donkerder blauw dan boven de rode huizen in de Merelstraat. De bomen naast de kliniek zijn losgewoeld door de wind en waaien nu licht en vreugdevol. De koeien staan op het weiland, dicht bij elkaar, het ruikt zoals in Savoie, naar warm gras en koele lucht. Ik heb hier de hele avond voor het brede open raam gezeten, ik heb de zon zien weggaan. Ik heb de glans op de ruggen der paarden zien wisselen, van witte spiegeling diep zien worden, zodat het geen licht meer was maar kleur; doorgloeid bruin; toen zijn ze weggehaald, de paarden, ze werden achter een wagentje gebonden en liepen hoog en licht met losse staarten de straat uit. En de koeien hebben straks nog gedempt en binnensmonds geloeid. |
Vanwege die losgewoelde bomen, de losse paardenstaarten en de binnensmonds loeiende koeien lees je er gauw overheen, maar Kiek vergist zich even in de straatnaam: achter keek zij in feite uit op de Roodborst-, niet op de Merelstraat. Dat moeten we haar maar vergeven.
Vasalis, de psychiater
In 1933 koos Kiek voor de specialisatie tot zenuwarts. Na haar artsexamen op 16 maart 1934 kreeg ze haar verdere opleiding in het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort en daarmee was haar Leidse tijd afgelopen.
De hospita
Het is prachtig dat Maaike Meijer de geschiedenis van de Vogelwijk zo mooi verrijkt heeft, maar één vraag blijft staan: wie was precies de hospita, hoe heette deze weduwe met drie kinderen? Die kinderen heetten Jannie, Rinus en Rietje. De hospita sprak plat Leids en ze werd door de huursters aangesproken met ‘juffrouw’. De huursters gingen vriendschappelijk met het gezin om.
Kiek vertelde haar eigen kinderen later over de fijne tijd in Leiden en deed dan ‘de juffrouw’ na, die ‘s morgens aan Kiek vroeg: “Moddu na kollesie?”
Ook de moeder van Kiek leerde de hospita kennen en de band tussen beide vrouwen was hartelijk, nog lang nadat Kiek en haar zus uit het huis vertrokken waren. De ‘juffrouw’ had het financieel zwaar: in 1937 kon ze niet meer dan fl. 15,= voor een kamer mèt licht vragen. En de huurders brandden dat licht altijd tot laat. De drie kinderen gingen met een trui aan naar bed. In 1937 had de oudste dochter Jannie een dienstje ‘s morgens voor fl. 2,= per week en ‘s middags ging zij naar een naaicursus. De zoon Rinus leerde toen voor bankmachinewerker op de ambachtsschool.
Wie kan Maaike Meijer helpen aan dit ontbrekende gegeven? Het zou een mooie aanvulling zijn voor de volgende druk van haar biografie.
Bron:
Maaike Meijer. M. Vasalis : een biografie. Van Oorschot, Amsterdam, 2011