Stemmen uit het verleden deel 5
VERHALEN EN FOTO’S 1940 – 1960
Door Gustaaf van Heusden (uit Canada)
“Mijn naam is Gustaaf (Guus) van Heusden. Mijn bijnaam in de buurt was ‘Eussie’. Ik ben geboren op Nachtegaallaan 7 in 1936. Mijn vader was Hoofd van de Boekhouding op de Gas- en Lichtfabrieken aan de Lange Gracht. Ik zat op de Terweewegschool, met ‘Pa’ van Leeuwen als hoofd van de school, waar ook mijn moeder (Mevr. Van Heusden-Raadsen) jarenlang lesgaf. Haar eerste baan (1915) was in Katwijk, waar ze als 19-jarig meisje voor een klas kwam te staan van 94 kinderen!
Mijn zus Wil van Heusden was vijf jaar ouder dan ik. Zij is helaas overleden. Tegenwoordig woon ik in Calgary. Ik ontmoette hier toevallig Toos Tinbergen, een dochter van Professor Niko Tinbergen, in Canada Catherine geheten. Haar broer zat ook op de Terweewegschool. Het gezin verhuisde in 1949 naar Oxford.
Jongensjaren
Het Bos van Bosman. Daar gingen we sneeuwklokjes ‘jatten’ voor onze moeders. Ik eindigde wel op het politiebureau op de Zonneveldstraat, waar mijn vader mij kwam ophalen. Dan kreeg ik op mijn zielement. Allerlei namen herinner ik mij nog: de winkeliers Menken, Vahrmeijer (had leuke dochters!), Brand, waar ik voor mijn moeder soms met bonnen een pond suiker moest halen, Dofferhof.
Ik had een hoop vrienden in de Vogelwijk. Een ervan was Ben Mekking van Nachtegaallaan 9 (zijn echtgenote woont nog op de Nachtegaallaan). Toen woonde op nummer 8, naast ons, een heel oud dametje, juffrouw Keuls. Zij was familie van de schrijfster Yvonne Keuls, die na de oorlog uit Indonesië kwam om juffrouw Keuls te bezoeken. Een andere vriend was Tonnie van der Nagel. Wij gingen vaak appeltjes stelen bij zijn vader, de tuinman van de Anna-kliniek. Aangezien er maar één voetbal in de hele buurt was, mocht Tonnie alleen meespelen als hij eerst appeltjes voor ons ‘jatte’ bij zijn vader. De eigenaar van de voetbal was Freddie Cohen. Die woonde op de hoek van de Leeuwerikstaat en de Nachtegaallaan. De Cohens kwamen uit Indië; hun huis rook anders door de spijzen die ze gebruikten. Andere vrienden waren Gerrit Regtering, Bob en Hans de Winter, de kinderen van de familie Wiessink, en Ton en Han Knuppel. En natuurlijk Kees en Corrie van der Waals, met wie we altijd kattenkwaad uithaalden. Ook de familie Havers uiteraard.
Ik herinner me veel van het begin van de oorlog; toen we ons achter het dressoir moesten verbergen, met plakband over de ramen opdat we niet door rondvliegend glas geraakt zouden worden, want op het dichtbij gelegen vliegveld van Valkenburg vielen vreselijk veel bommen [in de eerste oorlogsdagen]. En dan mijn moeder die op de step naar Hoogmade reed voor een litertje melk voor haar kinderen. Ik herinner me de inkwartiering, de NSB-ers, de tulpenbollen. Ondanks de oorlog, met zijn misère en honger, heb ik een geweldige jeugd gehad. Misschien dankzij de geweldige vriendschappen die we opbouwden in het Vogelwijkje.
Als het begon te vriezen, dan gingen we schotsje lopen. Of we zetten een grote ijsschots schuin tegen een voordeur, dan aanbellen en gillend wegrennen. De hele vestibule en gang lag dan vol met stukken ijs. En een lol dat we hadden! Bij boer Bremmer (tussen de Pesteilandjes) kwam een riool uit. Op een gegeven ogenblik zakte ik daar door geel (riool)ijs, en durfde ik niet naar huis. Toen heeft de moeder van Kees en Corrie van der Waals mijn kleding gewassen. Mijn ouders hebben het nooit geweten.
De verjaardagen van mijn vriendjes waren het gezelligst. Mevrouw van der Waals maakte altijd tomatensoep (met balletjes) en gebakken broodjes op verjaardagen. Voor 50 centen zaten we dan bij theater Rex op de Haarlemmerstraat op de eerste rij. We waren schavuiten, maar wat hadden we een lol!!
1 aprilgrap
En dan de 1 aprilmop die we ooit uithaalden. Ik zat op de HBS aan de Hoge Rijndijk (nu Bonaventuracollege). Wij hadden maar twee meisjes in de klas. Op 1 april hebben we geruild met een klas van de meisjes-HBS. Wij hadden een sleutel te pakken gekregen van hun school, en die meisjes hadden de sleutel van onze school. Op 1 april waren we een uur voor de lessen begonnen muisstil hun school binnengeslopen (en zij bij ons). Toen ging de bel. De lerares kwam de klas binnen en dacht daar alleen meisjes te vinden. Nee, alleen maar gniffelende kerels. Zij was razend. Hoofd der school erbij. Het was een geweldige (heerlijke) troep, maar een lol dat we hadden! We hoorden later, dat op de leraar op onze school de deur opendeed en ondanks al die giechelende meisjes gewoon les gaf. Ik weet niet meer wat voor straf we kregen, maar het was de lol waard.
Moeder van Heusden
Ik moet even aan mijn moeder denken, die op haar 86e zei, dat ze zo bezig was met ‘oudjes’ rijden in haar Lelijke Eend. Mijn moeder gaf vaak les op de Terweewegschool. Ze gaf nog tot haar 80e les op de Zuidsingelschool in Leiden. Ondanks haar hoge leeftijd werd ze gevraagd daar in te vallen want “ze hebben er weer één weggepest”. De vaste onderwijzer zat dan tijdelijk in Endegeest.
Mijn moeder had studenten op kamer, ze vond het gewoon gezellig. Mijn moeder is heel lang op de Nachtegaallaan blijven wonen, tot begin jaren ‘90. Toen ze naar het verzorgingshuis Marienhave in Warmond ging, ontstonden er geweldige problemen omdat twee studenten het huis niet uit wilden. Volgens de toenmalige huurbescherming hadden ze het recht daar te blijven wonen. Ons huis was daardoor niet verkoopbaar. Uiteindelijk hebben we die twee moeten uitkopen. Elk kreeg 30,000 gulden! Volgens een buurvrouw sprak de hele buurt er schande van. Veel mensen zijn toen opgehouden met kamers verhuren, hoorde ik. Eén student zei zelfs dat hij na zijn studie daar wilde blijven wonen omdat hij zo’n mooi uitzicht had! Als mijn arme moeder dat ooit had geweten, zou ze die lapzwansen eruit getrapt hebben.
Na de Vogelwijkjaren
Ik werkte zeven jaar bij Van der Luyt als Begrafenis Ondernemer, dat betaalde een groot deel van de studie. Ik kreeg 15 gulden ‘per lijk’. In 1956 ging ik op kamers, in de Zaanstraat, om te studeren voor geoloog. Ik kwam natuurlijk wel regelmatig thuis, zoals gewoonte is bij luie studenten, om mijn was te laten doen.
De heer Busch die vroeger een winkel had op het hoekje Lijsterstraat-Merelstraat, had later Café Busch op de Korevaarstraat, waar we vaak na de colleges kwamen om te biljarten en te klaverjassen. Hij had ook lekkere leverworst, zalig bij een pilsje.
In 1967 emigreerde ik naar Canada. Tegenwoordig ben ik ook Canadees. Mijn leven heb ik rondgezworven over de hele wereld voor mijn werk als geoloog, maar ik hield mijn huis in Canada aan. Ik werkte in de USA, Australië, Indonesië, Filippijnen, Suriname, Chili, Argentinië (waar ik weg moest vanwege de Falklandoorlog, 1982), Libië (1982-1989 – daar kan ik boeken over vol schrijven!), Bolivia, Peru, het Noordpoolgebied enz. Ik heb tot vorig jaar gewerkt. Ik heb een geweldig leven gehad en nog steeds.
Tegenwoordig
Ik ben nu ‘zo druk als een oud baasje’ zou mijn moeder zeggen. Ik ga elke week naar twee scholen, steeds weer andere, om te vertellen over mijn grote verzameling fossielen en mineralen (verzameld van over de hele wereld). De kinderen mogen vragen stellen en de fossielen en mineralen aanraken. Daarnaast help ik al jaren bij Samaritan’s Purse, de Barmhartige Samaritaan. We sturen speelgoed naar kindertjes in arme landen
En in december ga ik naar de Filippijnen om mijn Fosterkindje op te zoeken. Mijn vrouw Audrey en ik, en nog zo’n 30 vrienden zijn op mijn 70e verjaardag, vijf jaar geleden, begonnen met een Sharing-project om de armsten van de armen te helpen op een eiland in de Filippijnen, waaraan ik mijn hart verloren heb. Het heet Gasan–Marinduque. Het begon ooit met mijn Fosterkindje Arlyn, die met een mismaakt gezicht geboren is. Met hulp van doktoren in Manilla heb ik een operatie laten uitvoeren. Daarna, met haar hulp en met hulp van haar lerares Yolanda, begonnen we de armsten der armen te helpen. Ook verlenen we medische hulp en verspreiden we studiemateriaal aan 51 verschillende scholen.