Stemmen uit het verleden deel 6
Herinneringen van Ria Molenaar-van der Vos
door Eveline Kamstra
Toen Ria Molenaar-van der Vos (1940) in de Leidse Bibliotheek het wijkboekje van de Vogelwijk zag liggen, was ze aangenaam verrast. Voortvarend nam ze contact op om enkele boekjes te kopen en dat mondde uit in een boeiend gesprek. Tegelijkertijd schoven de zussen Marijke (1941) en Marianne Kroon (1943) met hun jongste broer Martin (1946) aan.
Slimme poes
Ria’s ouders (van der Vos-van der Waals) betrokken in 1938 de bovenwoning van Leeuwerikstraat 41. In 1940 werd Ria geboren. Later volgde zusje Tini.
Ria mocht geen poes hebben want ze woonde op een bovenhuis. Toch kreeg ze er één. “Maar ze mocht niet over de benedenverdieping. Ook omdat de benedenbewoners de poes schopten, hadden we er iets opgevonden. Als ze naar beneden was gesprongen of toch de trap af was geglipt, dan lieten wij een mandje zakken vanaf de eerste verdieping en daar sprong ze dan in. Vervolgens takelden we haar omhoog.”
“Er woonde in de straat ook een broer van mijn moeder met zijn gezin. Dat was de familie van der Waals op no. 33 ,wat heel gezellig was, er was altijd veel over en weer contact.”
Ria kan de oorlogstijd nog herinneren: “Als kind maak je, hoe klein ook, de dreiging van de oorlog heel bewust mee. Zo moest ik bij het afgaan van de sirene hard lopen en in het hoekje van de portiek gaan staan waar mijn ouders me konden terugvinden.” Ook staat het in haar geheugen gegrift dat een Duitse Soldaat haar op 3-jarige leeftijd vroeg waar haar vader was. Gelukkig verklapte ze het niet. En in mei 1945 durfde ze, inmiddels 5 jaar oud, niets van een Canadese soldaat aan te nemen. “Ik was een echt oorlogskind en wist niet wat chocolade was.”
Na de oorlog was sprake van grote woningnood. Nog altijd werden de huizen dubbel bewoond en inwonen bij de ouders na het huwelijk was heel normaal in die tijd. Ria trouwde in 1963 met Piet Molenaar en woonde de eerste huwelijksjaren bij haar moeder in. “Ik vond het eigenlijk best spijtig dat we daarna een eigen woning kregen buiten de wijk.” “Vanuit onze jeugd wij waren lid van de AJC. Als je 16 was ging je mee leidinggeven en dit zijn we altijd blijven doen, tot mijn man beroeps werd als Sociaal Cultureel werker.” Helaas overleed Piet op 38-jarige leeftijd. Ria doet nog altijd veel vrijwilligerswerk.”
Het huis aan de Leeuwerikstraat 41 was op een gegeven moment gekocht en haar moeder heeft tot 1988 in de Leeuwerikstraat gewoond. Daar woont nu jongere zuster Tini.
Het huis van Tinbergen
De heer Kroon huurde, als onderwijzer in Rijnsburg, begin jaren ’30 een kamer bij een hospita in de Roodborststraat. Vanaf 1932 kwam de toekomstige Anna Verduyn daar op bezoek. Haar aanstaande man verzuchtte eens: “Hè, die saaie grote huizen. Ik hoop er niet in te hoeven wonen.” Toch kwam de familie Kroon in 1949 naar Leeuwerikstraat 8, het huis van voorheen Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen.
Tussen 1936-1949 woonden de familie Kroon in Rijnsburg. Toen in 1949 Kroon benoemd werd aan de Christelijke BLO in Leiden verviel daarmee zijn recht op een huurwoning in Rijnsburg. Gelukkig was professor Tinbergen net in Oxford benoemd. Dat huis had een ligbad en telefoon; ware luxe. Het huis was een puinhoop en het plaatsje lag vol puin. Later werd dat een opslag voor kolen en aardappelen, waar ook de was werd gedaan in een Hoover.
Het gezin Kroon bewoonde het gehele huis. Ook daar was sprake van inwoning toen Arie, de oudste, in 1961 trouwde met Willy Taverne (1941). Zij woonde vier huizen verderop, Vinkenstraat 8. De jongste dochter Marianne vertelt dat zij toen een tijdje op zolder moest slapen: “’s Avonds kreeg ik twee kruiken mee naar bed. De ijzel stond ’s morgens op de dekens!” Op zolder was ook de kluszolder van vader Kroon. Hij had daar honderden boeken over de natuur, zee-aquaria en zijn vlinderverzameling. Enkele zeldzame vlinders die hij in het Bos van Bosman ving bevinden zich nu in Naturalis. Marijke herinnert dat “de flessen chloroform, waarmee de vlinders werden gedood, open en bloot op zolder stonden.” Vader Kroon was bovendien een verdienstelijk fotograaf en maakte kleurenfoto’s waarvan ansichtkaarten werden geproduceerd.
Moeder Kroon heeft 44 jaar in het huis gewoond (tot 1993).
Maatschappelijke zuilen
Ria kwam uit een echt socialistengezin. Aanvankelijk zat ze op de Leidse Houtschool, waar de juf dreigde met de hel voor stoute kinderen. Hierdoor raakte Ria raakte zo van slag dat ze op medische indicatie naar de Gemeenteschool Terweeweg (nu OBS Gevers-Deutz-Terwee) overstapte.
Joke van den Broek-Taverne (1939, en de oudste zus van Willy Taverne) las het wijkboekje en stuurde spontaan informatie, zoals over de zwarte-kousen-kerk-opvoeding thuis. “Thuis werd niet geluisterd naar de toen zeer bekende serie De Bonte Dinsdagavond Trein op de radio. Bijna iedereen luisterde daarnaar. Als de radio bij de bovenburen aanstond, kon ik vanuit mijn slaapkamer veel horen, want dat ding stond altijd hard aan.”
Gereformeerden, katholieken, hervormden ‘op wieltjes’, socialisten, communisten, Hindoestanen, arbeiders en hoogleraren woonden naast elkaar. Die mengeling was doodnormaal. Zo deed Aisha, het hindoestaanse vriendinnetje van Marianne, bij de familie Kroon mee met het gebed aan tafel. Andersom kenden de Kroon-kinderen lappen tekst van katholieke strekking uit hun hoofd omdat de buren het katholicisme hardop beleden.
Dichtbij Oegstgeest
“De patiënten van Endegeest stonden in gestreepte pakjes bij de hekken. Wij gingen soms over het ijs: ‘gekken pesten’ en sneeuwballen naar ze gooien. Er was zelfs een meisje aan boom vastgebonden. Het schreeuwen van de gekken was in de wijk te horen.” Ook afschrikwekkend was tandarts Remmert met zijn ouderwetse boren. Zijn praktijk zat tegenover het (huidige) bloemenstalletje aan de Geverstraat. “Die man was doodeng.”
Veel leuker was de jaarlijkse kermis bij het Witte Huis. In de jaren ’40-’50 kregen kinderen op school drie bonnetjes van de Oranjeverenging om te besteden op die kermis. Veel stelde het niet voor: een draaimolen, touwtje trekken en een oliebollenkraam. Ook de Oegstgeester winkeliers deden wat voor de kermis.
Vogelwijkers gingen ook toen al naar de winkels in Oegstgeest. Bijvoorbeeld naar de sigarenwinkel in de Deutzstraat – tegenover het huis van de familie Wolkers- en naar de melkwinkel de Landbouw.
Winkeliers in de wijk
Ze zijn al genoemd in het boekje, maar dat was blijkbaar lang niet alle informatie die erover te vertellen valt. Veel begrippen passeren de revue: de twee melkboeren l’Ecluse en Stouten, de bakkers op bakfietsen en slagersjongens op transportfietsen. En niet te vergeten Nico Glasbergen uit Rijnsburg met aardappelen en groenten op zijn groene wagen. Bij de klok, op het hoekje Lijsterstraat-Rijnsburgerweg, stond zijn neef met bloemen.
Gereformeerden winkelden bij gereformeerden. Bijvoorbeeld bij bakker Henk Tijsterman, die met een motorbakfiets uit Rijnsburg kwam. Niet-kerkelijken haalden brood bij de bakker van de coop Vooruit. Maar iedereen ging – blijkbaar- naar Brand. “Vooral Brand, de kruidenier, was geweldig,” schrijft Joke, “De winkel was zo gezellig en vertrouwd.”
En zat er niet een kleermaker op Lijsterstraat 13? Of toch op nummer 15? In ieder geval was er kleermaker Versteeg op Leeuwerikstraat 1. En in de Roodborststraat (korte deel) zat schoenmaker Koster.
De Anna-kliniek
Nog zo’n onderwerp waarover de oud-bewoners niet uitgesproken lijken te raken. Patiënten lagen langdurig in het ziekenhuis en ze gaven soms een rijksdaalder aan moeder Kroon voor een lekkere gebakken biefstuk, die Martin door het raam aanreikte. Van ons huis aan Vinkenstaat 8 “werd altijd gezegd dat het gebruikt was als zusterhuis van de Anna-kliniek,” vertelt Joke. In de jaren ’50 werden er twee diensthuizen voor personeel van de Anna gebouwd. “Eén voor de administrateur en eén voor de boekhouder van de Anna-kliniek. De families Zwaard en Broekhof. Wat waren we kwaad! Al die fijne bomen weg!”
Tuinman Nagel van de Anna (“door ons allemaal Tuinnagel genoemd”) had zijn appelboomgaard naast de Anna (in het verlengde van de Nachtegaallaan), waar hij tevens varkens hield voor de slacht. De boomgaard was afgeschermd door een muur met glasscherven. “Uiteraard was het een sport om appels te jatten. Hij joeg de kinderen weg en we waren bang van hem, vooral vanwege zijn glazen oog.” Ria vertelt dat Nagel een beste man was; hij had tijdens de oorlog in het verzet gezeten en het was daar thuis gezellig. “Ik was er graag, ze hadden twee jongens, Ton en Theo, met wie we speelden.” Nagel was dirigent van muziekvereniging Werkmans Wilskracht, en Ria heeft jaren blokfluitles van hem gehad: “Wij hadden ook uitvoeringen in het ziekenhuis en stonden dan te spelen boven aan de trap.”
Kindervermaak
“Voor mijn gevoel speelden we de hele zomer buiten. We deden boompje wisselen, stoepbal, bliklopen. We maakten hockeysticks van takken, en bouwden tenten uit vloerkleden die werden gespannen van het hek over de stoep en die de halve zomer bleven staan.”
“We gingen voor niks zwemmen in de plasvijver van de Leidse Hout of, voor vijf cent, in de Poel tussen de kikkers en de ratten.
Later werd de Poel gesloten vanwege ziektegevaar en werd het zwembad Poelmeer er gebouwd.
(Met dank aan Wim Hoogerdijk voor de foto)
Martin vertelt: “Als het had gesneeuwd kon je fijn achter auto’s, en zelfs ambulances, glijden door aan de bumpers te hangen.”
Om in het Bos van Bosman te komen, moest je over een slootje springen. Joke schrijft: “Het bos van Bosman was voor ons geweldig. Het was aan de andere kant van het slootje. Maar er komen, ho maar. Mijn broer durfde wel, samen met zijn vriendjes. Hij heeft het heel wat aan de stok gehad met de toenmalige tuinman.”
Willy Kroon-Taverne herinnert zich activiteiten die plaatsvonden in de grote vakanties “die leuk waren en druk bezocht, vooral door kinderen die niet of nauwelijks met vakantie gingen in de jaren ‘50. Ik herinner me nog goed een bezoek aan Duinrell.”
Begin jaren ’50 was ter gelegenheid van een feestdag in de Vogelwijk een kinderoptocht: “We liepen met versierde steppen, fietsen, poppenwagens.”
De Vogelwijk is altijd een leuke wijk geweest om op te groeien.
Bronnen:
https://www.wimhoogerdijk.info/oegstgeest/
Met dank aan Ria Molenaar-van der Vos, Marijke Schouten-Kroon, Marianne Kroon, Martin Kroon, Wil Kroon-Teverne, Joke van den Broek-Taverne en Hans van den Broek